Lesson 5

QuestionAnswer
to discuss
bespreken
the research
het onderzoek
the laboratory
het laboratorium
We discuss our research in the laboratory.
Wij bespreken ons onderzoek in het laboratorium.
fascinating
boeiend
sometimes
soms
boring
saai
Our research is fascinating, but it can sometimes also be boring.
Ons onderzoek is boeiend, maar het kan soms ook saai zijn.
to visit
bezoeken
We visit our friend after work.
Wij bezoeken onze vriend na het werk.
They visit the laboratory to learn more about our research.
Zij bezoeken het laboratorium om meer over ons onderzoek te leren.
to turn on
aanzetten
the television
de televisie
the experience
de ervaring
Before we turn on the television, we discuss our experiences with the research.
Voordat wij de televisie aanzetten, bespreken we onze ervaringen met het onderzoek.
to remember
herinneren
myself
mezelf
first
eerste
I still remember my first experience in the laboratory very well.
Ik herinner me mijn eerste ervaring in het laboratorium nog heel goed.
to be mistaken
zich vergissen
me
me
the result
het resultaat
I see the result of our research on the table.
Ik zie het resultaat van ons onderzoek op de tafel.
everything
alles
again
opnieuw
Sometimes I am mistaken about the results, but then we discuss everything again.
Soms vergis ik me in de resultaten, maar dan bespreken we alles opnieuw.
to hurry
haasten
ourselves
ons
often
vaak
We often read together in the garden.
Wij lezen vaak samen in de tuin.
the office
het kantoor
I am going to the office to work.
Ik ga naar het kantoor om te werken.
the letter
de brief
the post office
het postkantoor
We often hurry to the office, because we do not want to forget the letter for the post office.
Wij haasten ons vaak naar het kantoor, omdat we de brief voor het postkantoor niet willen vergeten.
the stamp
de zegel
to send
sturen
the message
het bericht
We send a message to my family.
Wij sturen een bericht naar mijn familie.
the friends
de vrienden
The friends are going to the park tomorrow.
De vrienden gaan morgen naar het park.
At the post office, we buy a stamp for our letter and send a message to our friends.
Op het postkantoor kopen wij een zegel voor onze brief en sturen wij een bericht naar onze vrienden.
the memory
de herinnering
last
laatste
the birthday
de verjaardag
at all
helemaal
I have a beautiful memory of my last birthday, when I did not have to hurry at all.
Ik heb een mooie herinnering aan mijn laatste verjaardag, toen ik me helemaal niet hoefde te haasten.
to celebrate
vieren
to enjoy
genieten
each other's
elkaars
We would like to discuss each other's experiences.
Wij willen graag elkaars ervaringen bespreken.
the company
het gezelschap
We celebrate that birthday again so that we can enjoy each other’s company.
Wij vieren die verjaardag opnieuw zodat we kunnen genieten van elkaars gezelschap.
the party
het feest
We celebrate the party together with our family.
Wij vieren samen het feest met onze familie.
to prepare
voorbereiden
For the party, we must prepare ourselves well and set the table nicely.
Voor het feest moeten we ons goed voorbereiden en de tafel mooi dekken.
to wash
wassen
herself
zich
to get dressed
aankleden
to enjoy
genieten van
We enjoy the company during the party.
Wij genieten van het gezelschap tijdens het feest.
My sister washes herself for the party, while I get dressed and enjoy the music.
Mijn zus wast zich voor het feest, terwijl ik me aankleed en geniet van de muziek.
everyone
iedereen
Everyone can relax and enjoy the company during the party.
Iedereen kan zich ontspannen en genieten van het gezelschap tijdens het feest.
oneself
zich
When we are ready, everyone can relax and enjoy the television.
Wanneer wij klaar zijn, kan iedereen zich ontspannen en van de televisie genieten.
to mistake
zich vergissen
the time
het tijdstip
luckily
gelukkig
I sometimes mistake the time of the party, but fortunately I can still prepare.
Ik vergis me soms in het tijdstip van het feest, maar gelukkig kan ik mij dan nog voorbereiden.
alive
levend
to keep
houden
We want to keep the story alive by reading it together often.
Wij willen het verhaal levend houden door het vaak samen te lezen.
to draw
tekenen
something
iets
I want to draw something later to keep my memory alive.
Ik wil later iets tekenen om mijn herinnering levend te houden.
To keep my memory of the party alive, I will draw something.
Om mijn herinnering aan het feest levend te houden, zal ik iets tekenen.
although
hoewel
the news
het nieuws
I like to watch the news after dinner.
Ik kijk graag naar het nieuws na het avondeten.
to seem
lijken
Although the book sometimes seems boring, I still want to read it.
Hoewel het boek soms saai lijkt, wil ik het toch graag lezen.
daily
dagelijks
Although the news sometimes seems boring, I still find it fascinating to watch every day.
Hoewel het nieuws soms saai lijkt, vind ik het toch boeiend om dagelijks te kijken.
myself
me
to check
controleren
We check the story together after reading.
Wij controleren het verhaal samen na het lezen.
Before I get dressed to go to the post office, I wash myself and check if we still have a stamp.
Voordat ik me aankleed om naar het postkantoor te gaan, was ik me en controleer ik of we nog een zegel hebben.
the visit
het bezoek
to talk
praten
the event
de gebeurtenis
We will talk about the event after the party.
Wij zullen na het feest over de gebeurtenis praten.
After the visit to the post office, we can relax and talk about daily events.
Na het bezoek aan het postkantoor kunnen wij ons ontspannen en praten over de dagelijkse gebeurtenissen.
last
laatst
I remember that I had to get up early for work last time.
Ik herinner me dat ik laatst vroeg op moest staan voor werk.
the date
de datum
I remember the date of the party.
Ik herinner me de datum van het feest.
the time
de keer
I remember the time we read a book together.
Ik herinner me de keer dat wij samen een boek lazen.
time
tijd
I remember that I was mistaken about the date last time, but this time I will be on time.
Ik herinner me dat ik me laatst vergiste in de datum, maar dit keer zal ik op tijd zijn.
difficult
moeilijk
I remember that it is difficult to read a book when I am tired.
Ik herinner me dat het moeilijk is om een boek te lezen als ik moe ben.
to plan
plannen
We plan to go to the store on the weekend.
Wij plannen om in het weekend naar de winkel te gaan.
that’s why
daarom
at least
minstens
an hour
een uur
before
voor
It is sometimes difficult to plan everything, that’s why we wash ourselves quickly and get dressed at least an hour before the party.
Het is soms moeilijk om alles te plannen, daarom wassen we ons snel en kleden we ons minstens een uur voor het feest aan.
without
zonder
to rush
haasten
We like to play music without rushing.
Wij spelen graag muziek zonder ons te haasten.
Now we can enjoy this fascinating day without rushing and talk about our memories.
Nu kunnen we genieten van deze boeiende dag zonder ons te haasten en praten we over onze herinneringen.
directly
direct
I will clean the shed directly after my work.
Ik zal de schuur direct na mijn werk schoonmaken.
I will turn on the television directly after dinner.
Ik zal de televisie direct aanzetten na het avondeten.
the mirror
de spiegel
I see myself in the mirror.
Ik zie mezelf in de spiegel.
the cup
het kopje
I drink my first cup of water in the morning.
Ik drink mijn eerste kopje water in de ochtend.
may
mogen
We may visit our friend after work.
Wij mogen onze vriend na het werk bezoeken.
You may speak with me when you have time.
Jij mag met me spreken als je tijd hebt.
like
zoals
I want to drink water like Anna.
Ik wil water drinken zoals Anna.
the meeting
de vergadering
The meeting is short but important.
De vergadering is kort maar belangrijk.
to do
doen
He does the work for the party.
Hij doet het werk voor het feest.
We discuss our research, just like we did during our last meeting.
Wij bespreken ons onderzoek, zoals we dat ook tijdens onze laatste vergadering deden.
to prepare
bereiden
We prepare dinner together.
Wij bereiden samen het avondeten.
She prepares herself for the party.
Zij bereidt zich voor op het feest.
to know
weten
what
wat
I would like to know what the weather will be tomorrow.
Ik wil graag weten wat het weer morgen is.
I would like to know what the time of the party is.
Ik wil graag weten wat het tijdstip van het feest is.
to
aan
himself
zich
He can see himself in the mirror.
Hij kan zich in de spiegel zien.
After the visit to his girlfriend, he will relax.
Na het bezoek aan zijn vriendin, zal hij zich ontspannen.
the hour
het uur
The hour after work is important to relax.
Het uur na het werk is belangrijk om te ontspannen.
We must relax for at least an hour after dinner.
Wij moeten minstens een uur na het avondeten ontspannen.
the coffee
de koffie
I get up to drink coffee before work.
Ik sta op om voor mijn werk koffie te drinken.
to look
kijken
I look at the mirror after eating.
Ik kijk naar de spiegel na het eten.
the breakfast
het ontbijt
I drink my first cup of water after breakfast.
Ik drink mijn eerste kopje water na het ontbijt.
The cup is lying on the table after breakfast.
Het kopje ligt op de tafel na het ontbijt.
to like to drink
graag drinken
You like to drink water.
Jij drinkt graag water.
I like to drink coffee after dinner.
Ik drink graag koffie na het avondeten.