Usages of jij
Jij bent Tom.
You are Tom.
Jij bent ook hier.
You are here too.
Jij hebt een hond.
You have a dog.
Jij hebt ook een boek.
You also have a book.
Heb jij al gesproken met onze nieuwe vriend?
Have you already spoken with our new friend?
Jij woont in een mooi huis.
You live in a beautiful house.
Jij hebt hem al gezien.
You have already seen him.
Jij en ik mogen samen muziek spelen.
You and I may play music together.
Jij en Tom spreken samen over het nieuwe boek.
You and Tom talk together about the new book.
Fiets jij ook graag, of vind je het te vermoeiend na het huiswerk?
Do you also like biking, or do you find it too tiring after homework?
Roep jij mij als het tijd is om aan ons huiswerk te werken?
Will you call me when it's time to work on our homework?
Zal jij jouw jas opbergen voordat wij vertrekken?
Will you store away your coat before we leave?
Zal jij jouw boek lezen na het avondeten?
Will you read your book after dinner?
Jij mag met me spreken als je tijd hebt.
You may speak with me when you have time.
Jij drinkt graag water.
You like to drink water.
Jij hoort de vogels wanneer je de achterdeur opent.
You hear the birds when you open the back door.
Kom jij morgen met mij mee?
Are you coming along with me tomorrow?
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.
Your questions are stored by us to improve Elon.io
You've reached your AI usage limit
Sign up to increase your limit.