Usages of werken
Zodra wij klaar zijn met werken, zullen we de badkamer schoonmaken.
As soon as we are done working, we will clean the bathroom.
Wij werken samen aan het huiswerk, zodat we het niet vergeten.
We work together on the homework so that we don't forget it.
Wij zullen vroeg stoppen met werken om te fietsen naar het meer, want het is mooi weer.
We will stop working early to bike to the lake, because the weather is nice.
Vroeg in de ochtend roepen de vogels, en ik werk dan rustig aan mijn taken.
Early in the morning, the birds call out, and I work on my tasks quietly.
De energie is belangrijk, zodat wij beter kunnen werken.
The energy is important, so that we can work better.
Wij werken samen aan de taken voor het avondeten.
We work together on the tasks for dinner.
Ik ga naar het kantoor om te werken.
I am going to the office to work.
Mijn neef helpt mij met het opruimen, want hij vindt het leuk om samen te werken.
My nephew helps me tidy up, because he likes working together.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.
Your questions are stored by us to improve Elon.io
You've reached your AI usage limit
Sign up to increase your limit.