Usages of staan
De nieuwe stoel staat naast de tafel.
The new chair is placed next to the table.
De mooie stoel staat in het oude huis.
The beautiful chair is in the old house.
De fiets staat naast de schuur.
The bike is next to the shed.
De wekker staat op de tafel naast het bed.
The alarm clock is on the table next to the bed.
Bloemenvaas staat naast de tafel.
The flower vase stands next to the table.
De bloem staat in de tuin.
The flower is in the garden.
De bakker staat achter de kassa en helpt de klanten.
The baker stands behind the cash register and helps the customers.
De auto staat achter het huis.
The car is behind the house.
Ergens in deze buurt staat een opvallend huis met een blauwe deur.
Somewhere in this neighborhood there is a striking house with a blue door.
Wij staan in de rij voor de kassa.
We stand in line for the cash register.
Op die verdieping staat een grote tafel, en we kunnen daar meteen beginnen met onze bespreking.
On that floor, there is a large table, and we can start our discussion there right away.
Blijf rustig staan en laat je zorgen los, want je bent veilig hier.
Remain calm and let go of your worries, because you are safe here.
Rechtsaf slaan is hier verboden als het stoplicht op rood staat.
Turning right is forbidden here if the traffic light is red.
Op die zolder staan oude dozen, maar onze slaapkamer is juist nog vrij leeg.
In that attic, there are old boxes, but our bedroom is actually still quite empty.
Hij staat tegen de muur.
He stands against the wall.
Mijn allergie is vooral erg in de lente, wanneer alles in bloei staat.
My allergy is especially bad in the spring, when everything is in bloom.
In het Nederlands gebruiken we vaak ‘er’ als een onderwerp, zoals in “Er staat een auto voor de deur” of “Er is een probleem in de stad.”
In Dutch, we often use “er” as a subject, as in “Er staat een auto voor de deur” or “Er is a problem in the city.”
Het vliegtuig staat al klaar, maar we mogen nog niet instappen.
The airplane is already ready, but we are not allowed to board yet.
De trein staat op het perron.
The train is on the platform.
De kast staat vol boeken.
The cupboard is full of books.
De warme kop koffie staat op de tafel.
The warm cup of coffee is on the table.
In de kelder staan pompen klaar voor het geval er een overstroming plaatsvindt.
In the basement pumps are ready in case a flood occurs.
Het huis waarvan de deur blauw is, staat naast de tuin.
The house whose door is blue is next to the garden.
De pomp staat in de kelder.
The pump is in the basement.
Zonder regenjas wil niemand halverwege de snelweg staan als het begint te hagelen.
Without a raincoat no one wants to be halfway along the highway when it starts to hail.
Op het dorpsplein staat een scherm waarop het schema van de volgende bekerwedstrijd te zien is.
On the village square there is a screen showing the schedule of the next cup match.
De tafel waarop ik mijn boek leg staat in de woonkamer.
The table on which I place my book is in the living room.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.