de muziek

Word
de muziek
Meaning
the music
Part of speech
noun
Pronunciation
Lesson

Usages of de muziek

Die jongen en dat meisje spelen samen in de tuin en zingen muziek.
That boy and that girl play together in the garden and sing music.
Wij luisteren naar muziek terwijl de jongen met zijn bal speelt in het park.
We listen to music while the boy plays with his ball in the park.
Na mijn werk ga ik muziek spelen met mijn familie om te ontspannen.
After my work, I’m going to play music with my family to relax.
De jongen schrijft zijn nieuwe verhaal op papier, terwijl het meisje muziek speelt.
The boy writes his new story on paper, while the girl plays music.
Jij en ik mogen samen muziek spelen.
You and I may play music together.
Wij zullen muziek spelen wanneer wij thuiskomen.
We will play music when we come home.
Wij willen niet te lang fietsen, maar liever thuis blijven en muziek spelen.
We don't want to bike too long, but rather stay home and play music.
Zij speelt muziek tijdens het koken.
She plays music while cooking.
Mijn zus wast zich voor het feest, terwijl ik me aankleed en geniet van de muziek.
My sister washes herself for the party, while I get dressed and enjoy the music.
Wij spelen graag muziek zonder ons te haasten.
We like to play music without rushing.
Ik voel me rustig als ik muziek speel.
I feel calm when I play music.
Hoe speelt hij muziek in de tuin?
How does he play music in the garden?
Wij hebben vorig jaar samen naar muziek geluisterd.
We listened to music together last year.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.

Start learning Dutch now

You've reached your AI usage limit

Sign up to increase your limit.