Usages of vertrekken
Wij zullen samen de sleutel van de auto zoeken, omdat we moeten vertrekken.
We will look for the car key together, because we have to leave.
Zal jij jouw jas opbergen voordat wij vertrekken?
Will you store away your coat before we leave?
Hij zal de koelkast uitzetten voordat hij vertrekt.
He will turn off the fridge before he leaves.
Tom doet zijn riem om voordat hij vertrekt.
Tom puts on his belt before he leaves.
Onze trein vertrekt om acht uur, dus we moeten snel vertrekken.
Our train leaves at eight o’clock, so we have to depart quickly.
Wij zijn al vertrokken voordat het begon te regenen.
We had already left before it started to rain.
Doe je hemd in je broek voordat we vertrekken.
Tuck your shirt into your trousers before we leave.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.