Usages of leren
Ik ga leren.
I am going to learn.
Hij gaat morgen leren koken.
He is going to learn to cook tomorrow.
Morgen ga ik weer leren, want de school is open.
Tomorrow I am going to learn again, because the school is open.
Het is belangrijk om elke dag te oefenen, want we willen beter leren spreken.
It is important to practice every day, because we want to learn to speak better.
Wij studeren samen zodat wij beter kunnen leren.
We study together so that we can learn better.
Zij bezoeken het laboratorium om meer over ons onderzoek te leren.
They visit the laboratory to learn more about our research.
Wij leren regelmatig nieuwe grammatica om onze kennis van de taal te verbeteren.
We regularly learn new grammar to improve our knowledge of the language.
Wij kunnen doorgaan met onze studie, want de grammatica voor vandaag hebben we al deels geleerd.
We can continue our studies, because we have already partially learned today’s grammar.
Ik ga eerder naar school, want ik wil leren.
I am going to school earlier, because I want to learn.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.
Your questions are stored by us to improve Elon.io
You've reached your AI usage limit
Sign up to increase your limit.