Usages of de tuin
Die jongen en dat meisje spelen samen in de tuin en zingen muziek.
That boy and that girl play together in the garden and sing music.
De kat speelt in de tuin.
The cat plays in the garden.
De mensen lopen niet alleen in het park, maar ook in de tuin.
The people not only walk in the park, but also in the garden.
De kat ligt daar in de tuin.
The cat is lying there in the garden.
De tuin is erg mooi.
The garden is very beautiful.
Wij blijven lang in de tuin om te ontspannen.
We stay a long time in the garden to relax.
De vogel speelt in de tuin.
The bird plays in the garden.
Wij lezen vaak samen in de tuin.
We often read together in the garden.
De kat rent buiten in de tuin.
The cat runs outside in the garden.
Hoe speelt hij muziek in de tuin?
How does he play music in the garden?
Ik lees rustig een boek in de tuin.
I read a book calmly in the garden.
Hij hoort de vogels in de tuin.
He hears the birds in the garden.
In de lente lezen wij een boek in de tuin.
In the spring we read a book in the garden.
De vogels zingen prachtig in de tuin.
The birds sing beautifully in the garden.
Ik kom uit de tuin.
I come from the garden.
De bloem staat in de tuin.
The flower is in the garden.
Ik ga in de tuin afkoelen.
I am going to cool down in the garden.
Ik heb naar muziek geluisterd toen de vogels in de tuin zongen.
I listened to music when the birds sang in the garden.
Wij verzamelen bloemen in de tuin.
We collect flowers in the garden.
Mijn familielid zit in de tuin.
My family member is sitting in the garden.
Ik zie meerdere vogels in de tuin.
I see several birds in the garden.
Volgens Tom is de tuin mooi.
According to Tom, the garden is beautiful.
De buurvrouw loopt in de tuin.
The neighbor walks in the garden.
Het kind speelt met de bal in de tuin.
The child plays with the ball in the garden.
Ik geniet van de zonsondergang in de tuin.
I enjoy the sunset in the garden.
Wij vieren het festival in de tuin.
We celebrate the festival in the garden.
Wij gaan samen tekenen in de tuin, want we willen mooie tekeningen maken.
We are going to draw together in the garden, because we want to make beautiful drawings.
Ik hoor lawaai in de tuin.
I hear noise in the garden.
Sofie leest het boekje in de tuin.
Sofie reads the little book in the garden.
Mijn moeder leest graag in de tuin.
My mother likes to read in the garden.
Die tuin is rustiger dan de straat.
That garden is calmer than the street.
Zowel de kat als de hond spelen in de tuin.
Both the cat and the dog play in the garden.
Ik laat de hond in de tuin spelen.
I let the dog play in the garden.
Het wezen speelt in de tuin en drinkt water.
The creature plays in the garden and drinks water.
De tuin ziet er fraai uit.
The garden looks beautiful.
Dit type bloem is zeldzaam in onze tuin, maar hij ruikt heerlijk.
This type of flower is rare in our garden, but it smells wonderful.
Ik zoek rust in de tuin.
I seek calm in the garden.
De tuin is afgesloten.
The garden is closed.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.