Usages of snel
Mijn nicht vindt het leuk om sneller te fietsen dan haar neef.
My niece likes to bike faster than her nephew.
Ik besluit om met mijn nicht te gaan wandelen, want we willen sneller in conditie komen.
I decide to go walking with my niece because we want to get in shape faster.
Als hij een saaie songtekst zou zingen, verdwijnt ons enthousiasme misschien sneller.
If he were to sing a boring lyric, our enthusiasm might disappear faster.
De auto is zeer snel.
The car is very fast.
Mijn fiets is snel.
My bicycle is fast.
Neem een moment om uw ademhaling te controleren, zodat u niet te snel gaat.
Take a moment to check your breathing, so that you do not go too fast.
Als wij regelmatig hardlopen, kunnen wij sneller ons doel bereiken.
If we run regularly, we can reach our goal faster.
Ik hardloop snel in het park.
I run fast in the park.
Oversteken is gevaarlijk als je snel loopt.
Crossing is dangerous if you walk fast.
We hebben een afwasmachine gekocht, zodat we sneller klaar zijn met de afwas.
We have bought a dishwasher, so we can be done with the dishes faster.
Soms is rechtdoor lopen sneller, maar linksaf gaan kan leuker zijn voor het uitzicht.
Sometimes walking straight ahead is faster, but turning left can be nicer for the view.
Ik fiets snel, anders ben ik te laat.
I bike fast, otherwise I am late.
Fietser fietst snel naar school.
The cyclist rides fast to school.
Ik fiets extra snel naar school.
I bike extra fast to school.
Mijn internetverbinding is snel.
My internet connection is fast.
Dit type auto is snel.
This type of car is fast.
Het kan opvallen dat sommige mensen sneller promotie krijgen, maar ze zijn vaak gewoon heel gemotiveerd.
It can stand out that some people get promoted faster, but they are often simply very motivated.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.