Usages of de afspraak
Ik moet ook mijn afspraak opschrijven in mijn agenda.
I also have to write down my appointment in my planner.
Tom heeft een afspraak met zijn vriendin.
Tom has an appointment with his girlfriend.
Ik zet mijn afspraken in de agenda.
I put my appointments in the planner.
Ik bel de arts om een afspraak te maken.
I call the doctor to make an appointment.
Toen ik de dokter belde, kreeg ik meteen een afspraak.
When I called the doctor, I got an appointment immediately.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.