Usages of de fiets
Fietsen naar het werk is vermoeiend.
Biking to work is tiring.
De fiets staat naast de schuur.
The bike is next to the shed.
Soms ben ik afhankelijk van het openbaar vervoer, vooral als ik mijn fiets niet bij me heb.
Sometimes I am dependent on public transport, especially if I do not have my bike with me.
Mijn fiets is stuk.
My bike is broken.
Anna doet het voorstel om met de fiets naar de bijeenkomst te gaan, zodat we geen parkeerplek hoeven te zoeken.
Anna makes the proposal to go by bike to the meeting, so that we do not have to look for a parking spot.
Mijn fiets is beschadigd.
My bike is damaged.
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.