geen

Word
geen
Meaning
no
Part of speech
adjective
Pronunciation
Course

Usages of geen

Ik drink geen koffie.
I do not drink coffee.
Zij verkopen geen bloemen.
They do not sell flowers.
Hij eet geen brood.
He does not eat bread.
Ik heb geen fiets.
I do not have a bicycle.
Jij drinkt geen thee.
You do not drink tea.
Wij verkopen geen auto's.
We do not sell cars.
De vrouw drinkt geen water.
The woman does not drink water.
Jongens eten geen appels.
Boys do not eat apples.
Zij ziet geen bloemen.
She does not see flowers.
Ik eet geen taart.
I do not eat cake.
Zij verkopen geen taart.
They do not sell cake.
Ik koop geen kattenvoer.
I do not buy cat food.
Zij eet geen kattenvoer.
She does not eat cat food.
Hij koopt geen boeken.
He does not buy books.
Jij koopt geen melk.
You do not buy milk.
Jij hoort geen muziek.
You do not hear music.
Zij heeft geen fiets.
She does not have a bicycle.
Hij drinkt geen koffie.
He does not drink coffee.
Het huis heeft geen tuin.
The house does not have a garden.
Mijn koffie heeft geen melk.
My coffee does not have milk.
Zijn hond eet geen kattenvoer.
His dog does not eat cat food.
Hun kat drinkt geen melk.
Their cat does not drink milk.
Mijn hond eet geen brood.
My dog does not eat bread.
Hun leraar koopt geen boeken.
Their teacher does not buy books.
Waarom heeft hij geen fiets?
Why does he not have a bicycle?
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.

Start learning Dutch now

You've reached your AI usage limit

Sign up to increase your limit.