Usages of verkopen
zij verkopen auto's
they sell cars
U verkoopt een auto.
You sell a car.
Zij verkopen geen bloemen.
They do not sell flowers.
Wij verkopen geen auto's.
We do not sell cars.
Zij verkopen geen taart.
They do not sell cake.
Wat verkoop jij?
What are you selling?
Elon.io is an online learning platform
We have an entire course teaching Dutch grammar and vocabulary.