New lesson

QuestionAnswer
terecht of ten onrechte
à tort ou à raison
een onenigheid
un désaccord
aantonen, bewijzen, rechtvaardigen
justifier
beargumenteren, argumenten aanvoeren
argumenter
het niet met iemand eens zijn over iets
être en désaccord avec qn. sur qch.
uitdrukken
exprimer
een beweging
un mouvement
een uitdrukking van plaats
un locution de lieu
zich afspelen, voorvallen
se passer
een vergissing begaan
commettre un erreur
naast
à côté de
ernaast
à côté
een kussen
un coussin
een neef/nicht (oom en tante)
un cousin/ une cousine
een neef/nicht (broer/zus)
un neveu/ une nièce
oranje
orange
een batterij, een stapel, achterzijde van een munt
une pile
kop of munt?
pile ou face?
in
dans
over 2 weken
dans 2 semaines
erin
dedans
in het centrum van, midden in
au centre de
voor (plaats)
devant
voor (bestemd voor)
pour
voor (tijd)
avant
tegen
contre
tegenover
en face de
boven
au-dessus de
er bovenop
au dessus
te midden van
au milieu de
erop, (er)boven
dessus
op
sur
onder
sous
eronder, beneden
au-dessous
onder
au dessous de
aan de muur
au mur
tegen de muur
contre la mur
links van de tafel
à gauche de la table
rechts van de tafel
à droite de la table
naast de tafel
à côté de la table
achter de boekenkast
derrière la bibliothèque
overal
partout
op/over de grond
par terre
op de wereld
sur terre