Possessive Pronouns

QuestionAnswer
my
mijn
My cat is sweet.
Mijn kat is lief.
your
jouw
Your dog is big.
Jouw hond is groot.
her
haar
Her book is interesting.
Haar boek is interessant.
our
ons
Our house is old.
Ons huis is oud.
their
hun
Their garden is beautiful.
Hun tuin is mooi.
his
zijn
cold
koud
His coffee is cold.
Zijn koffie is koud.
warm
warm
Her tea is hot.
Haar thee is warm.
My birds sing.
Mijn vogels zingen.
Your car is new.
Jouw auto is nieuw.
fresh
vers
sister
zus
Their bread is fresh.
Hun brood is vers.
clean
schoon
Our water is clean.
Ons water is schoon.
loud
luid
Their music is loud.
Hun muziek is luid.
here
hier
Your bike is not here.
Jouw fiets is hier niet.
yourplural
jullie
Your school is big.
Jullie school is groot.
Her flowers are pretty.
Haar bloemen zijn mooi.
Our city is busy.
Onze stad is druk.
sweettaste
zoet
The cake is fresh and sweet.
De taart is vers en zoet.
Your cake is sweet.
Jullie taart is zoet.
My coffee does not have milk.
Mijn koffie heeft geen melk.
His dog does not eat cat food.
Zijn hond eet geen kattenvoer.
Her birds do not fly.
Haar vogels vliegen niet.
Our car does not go fast.
Onze auto gaat niet snel.
My sister is young.
Mijn zus is jong.
brother
broer
Your brother drinks water.
Jouw broer drinkt water.
very
heel
It is very cold.
Het is heel koud.
It is very warm.
Het is heel warm.
Your dog is very friendly.
Jullie hond is heel vriendelijk.
friend
vriend
nicein behavior
aardig
Her friend is nice.
Haar vriend is aardig.
Their apples are red.
Hun appels zijn rood.
the student
de leerling
The students are loud.
De leerlingen zijn luid.
many
veel
Our school has many students.
Onze school heeft veel leerlingen.
Their cat does not drink milk.
Hun kat drinkt geen melk.
My dog does not eat bread.
Mijn hond eet geen brood.
Your bicycle is blue.
Jouw fiets is blauw.
Our garden has beautiful flowers.
Onze tuin heeft mooie bloemen.
the teacher
de leraar
The teacher is nice.
De leraar is aardig.
Their teacher does not buy books.
Hun leraar koopt geen boeken.
Our house is not old.
Ons huis is niet oud.
My friend does not like coffee.
Mijn vriend houdt niet van koffie.
the parent
de ouder
Your parents are friendly.
Jouw ouders zijn vriendelijk.
My parents have many brothers and sisters.
Mijn ouders hebben veel broers en zussen.
yourformal
uw
Yourformal street is clean.
Uw straat is schoon.
Yourformal car is here.
Uw auto is hier.

Contributors