Basic Nouns and Articles

QuestionAnswer
the apple
de appel
to be
zijn
red
rood
The apple is red.
De appel is rood.
Apples are red.
Appels zijn rood.
the cat
de kat
small
klein
The cat is small.
De kat is klein.
Cats are small.
Katten zijn klein.
the dog
de hond
big, large
groot
The dog is big.
De hond is groot.
friendly
vriendelijk
Dogs are friendly.
Honden zijn vriendelijk.
the car
de auto
the book
het boek
interesting
interessant
The book is interesting.
Het boek is interessant.
Books are interesting.
Boeken zijn interessant.
the house
het huis
old
oud
The house is old.
Het huis is oud.
Houses are big.
Huizen zijn groot.
the girl
het meisje
young
jong
The girl is young.
Het meisje is jong.
the boy
de jongen
quick, fast
snel
The boy is fast.
De jongen is snel.
new
nieuw
The car is new.
De auto is nieuw.
Cars are fast.
Auto's zijn snel.
the bike, the bicycle
de fiets
blue
blauw
The bike is blue.
De fiets is blauw.
useful
nuttig
Bikes are useful.
Fietsen zijn nuttig.
the street
de straat
long
lang
The street is long.
De straat is lang.
busy
druk
Streets are busy.
Straten zijn druk.
the city
de stad
beautiful
mooi
The city is beautiful.
De stad is mooi.
Cities are large.
Steden zijn groot.
The house is new.
Het huis is nieuw.
The book is long.
Het boek is lang.
The dog is old.
De hond is oud.
The house is blue.
Het huis is blauw.

Contributors